Regeling studievoortgangsmeting TU Delft

studiejaar 2000/2001

 

Inhoudsopgave

 

Artikel 1

Begripsbepalingen

Artikel 2

Doel van de regeling

Artikel 3

De tempometer

3.1   

Algemeen

3.2   

Lijst van examenvakken

3.3   

Stelsel van rekenregels

Artikel 4

Flankerende regelingen

4.1   

Afwijkende beslissing

4.2   

Tussenpeiling

Artikel 5

Bezwaar en Beroep

5.1   

College van Beroep voor de Examens 

5.2   

Sector bestuursrecht van de Rechtbank

5.3   

College van Beroep Studiefinanciering

Artikel 6

De toepassing van de sanctie

6.1   

Jaar van afstuderen

6.2   

Bijzondere omstandigheden

Artikel 7

Gevallen waarin de regeling niet voorziet

Artikel 8

Inwerkingtreding

Bijlage bij de Regeling studievoortgangsmeting TU Delft studiejaar 2000/2001

1   

Verschil tempobeurs-prestatiebeurs 

2   

Studievoortgangsnorm

3   

Studiepunten

4   

Afwijkende beslissing

5   

Wettelijke verplichtingen TU Delft

6   

Sanctie

7   

Geen sanctie

8   

Spaaroptie/herkansing

9   

Ouderejaars prestatiebeurs

10   

Cohort 95 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

 

WHW

 

Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek

WSF

Wet Studiefinanciering 2000

Student

Hij/zij die 'als student' is ingeschreven aan de TU Delft

Studiejaar

Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar

Gemengde

studiefinanciering

Studiefinanciering overeenkomstig het bepaalde in de artt. 5.2 leden 1 en 2 WSF (prestatiebeurs) en 10.3 leden 1 en 2 WSF (tempobeurs)

IBG

Informatie Beheer Groep

Tempobeurs

Het beursdeel van de studiefinanciering als bedoeld in de artt. 10.7 en 10.8 WSF

Prestatiebeurs

De studiefinanciering als bedoeld in de artt. 5.7, 5.8 en 5.12 WSF

Sanctie

Tempo­beurs/

eerste 12 maan­den van de prestatiebeurs

De sanctie als bedoeld in art. 10.6 lid 2 WSF (tempobeurs) resp. art. 5.12 lid 1 WSF (eerste 12 maanden van de prestatiebeurs) (voorwaardelijk als beurs toegekende studiefinanciering  (tempobeurs) dan wel voorwaardelijk toegekende rentedragende lening (prestatiebeurs)) wordt definitief vastgesteld als rentedragende lening als gevolg van het niet voldoen aan de studievoortgangsnorm krachtens de tempo­beurs)

 

 

Prestatie­beurs (13e en volgende maanden)

De sanctie als bedoeld in art. 5.7 WSF  (13e en volgen­de maanden) (voorwaardelijk als rentedragende le­ning toegekende studie­financiering wordt definitief niet toegekend als beurs, maar als onvoorwaardelijke rentedragende lening als gevolg van het niet voldoen aan de studievoortgangsnorm krachtens de presta­tiebeurs)

Studievoortgangs­norm

De norm als bedoeld in art. 10.6 lid 2 (tempobeurs) resp. art. 5.12 lid 1 WSF (eerste 12 maanden van de prestatiebeurs)

Diplomatermijn

De termijn als bedoeld in art. 5.5 WSF

Negatieve lijst

De verzameling ingeschreven studenten, als bedoeld in de artt. 7.9a lid 2 en 7.9b lid 2 WHW (studenten die de studievoortgangsnorm niet hebben behaald)

Vrijstelling

Vrijstellingen als bedoeld in art. 7.13 lid 2 onderdeel r WHW

Bijzondere

omstandigheden

De omstandigheden als bedoeld in art. 7.51 lid 2 WHW

Financiële

ondersteuning

De financiële ondersteuning als bedoeld in art. 7.51 lid 1 van de WHW

 

 

Artikel 2. Doel van de regeling

De regeling studievoortgangsmeting heeft tot doel te voldoen aan de wettelijke verplichting om:

-     over ieder studiejaar de studie­voort­gang te meten van de ingeschre­ven studerenden aan alle opleidingen van de TU Delft op wie art. 10.6 lid 2 WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepas­sing is, en vóór 1 november van het studiejaar daaropvolgend:

-     de IBG in kennis te stellen van de gegevens van de studerenden die niet aan de voor hen geldende studievoortgangs­norm hebben voldaan, en

-     de studerenden wier naam door de TU Delft aan de IBG is doorgegeven, daarvan mededeling te doen.

 

Artikel 3. De tempometer

 

3.1.              Algemeen

a.   Voor het meten van de studievoortgang van de ingeschrevenen aan alle opleidingen van de TU Delft op wie hfdstk. 10  WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, wordt de tempometer gehanteerd. De tempometer bestaat per opleiding uit een lijst van examenvakken (en deelvakken) met bijbehorende aantallen stu­diepunten (in tienden) die mogen meetellen voor de bepaling van de studievoortgang, en een stelsel van rekenregels om per ingeschre­vene de studievoortgang per studie­jaar te bepalen.

 

b.   De lijst van examenvakken en deelvakken dient jaarlijks, voorafgaand aan het studiejaar waarover de meting zal plaats­vinden, door de faculteit te worden vastgesteld. De faculteit dient deze lijst en de daarbij te hanteren rekenregels tijdig aan de ingeschrevenen bekend te maken.

 

c.   Er worden voor de tempometer slechts twee examens onderschei­den: het propedeutisch (P) en het afsluitend examen (D).

 

3.2.              Lijst van examenvakken

a.   In de tempometer kunnen vakken worden opgenomen die volgens de onderwijs- en examenregeling als 'extra vak' zijn toegestaan (Een dergelijk vak is niet verplicht voor het examen en valt buiten het vakkenpakket waarmee kan worden voldaan aan de nominale studielast van 42 studiepunten per cursusjaar). Dit 'extra vak' kan ook een niet verplichte stage betreffen, in welk geval de examencommissie bepaalt of en zo ja hoeveel studiepun­ten aan deze activiteit worden toegekend.

 

b.   Bij een examenvak kunnen in de tempometer één of meer deelvak­ken worden opgenomen met de volgende gegevens: de deelcode, de naam van het onderdeel, het aantal (hele en/of tienden van) studiepunten dat wordt toegekend voor een voldoende resultaat.

 

c.   Elk examenvak of deelvak mag maar eenmaal in de tempometer voorko­men. Waar een examenvak­/deelvak voor meer dan één examen (P, D) kan worden behaald, wordt dit genoteerd voor het eerste examen (P).

 

d.   Per examenvak worden in de tempometer de volgende gegevens opgenomen: het examen waarvoor het vak meetelt, de vakcode, de naam, het aantal studiepunten dat wordt toege­kend voor een voldoende vakresultaat.

 

e.   In de tempometer kan bij een examenvak worden aangegeven welke andere vakcodes als equivalent gelden. Door het aangeven van equivalentie tussen examenvakken kan worden voorko­men dat bij een student die (nagenoeg) dezelfde leerstof onder verschillende vakcodes heeft behaald, de resultaten meer dan één keer worden geteld.

 

f.    Alle vakken waarvoor individuele studenten in het studiejaar toestemming van de examen­commissie krijgen om ze in het vak­kenpakket op te nemen, worden terstond aan de tempome­ter toege­voegd.

Examenonderdelen die door studenten in het kader van een uitwis­selingspro­gramma aan een buiten­landse instelling worden afgelegd, worden daarvan uitgesloten. De examencommis­sie bepaalt in dit laatste geval met hoeveel studiepunten de studievoortgang aan de buitenlandse instelling wordt gewaar­deerd.

 

3.3.              Stelsel van rekenregels

a.   Voor alle oplei­dingen gelden dezelfde rekenregels. In de tempometer zijn geen oplei­dings­afhankelijke regels voor de berekening van de studiestand opgenomen.

 

b.   Voor de datering van met goed gevolg afgelegde examenonderde­len dient steeds de datum te worden aangehouden waarop de student de desbetreffende activiteit heeft afgerond resp. het resultaat van de activi­teit ter beoordeling heeft aangeboden; niet de datum waarop de docent de activiteit beoordeelt of de datum waarop de docent het resultaat van de beoorde­ling aan de onderwijsadministratie doorgeeft.

 

c.   De studievoortgang wordt gemeten over een peilperiode van een studiejaar. Er wordt per studiefase (zie sub f.) een beginstand per 1 september (eerste dag van het studiejaar) en een eindstand per 31 augustus (laatste dag van het studiejaar) bepaald. ­De toename van de stu­diestand ­vormt de basis voor de aan de student mede te delen studie­voortgang en voor de eventuele plaat­sing op de negatie­ve lijst.

Voor het bepalen van de begin- en eindstand tellen alle vak- en deelresultaten mee die vóór de beginstand resp. eindstand, doch na 31 augustus 1993 zijn be­haald, met de restric­tie dat in de berekening van de begin- en de eind­stand de met bijna-voldoendes afgeslo­ten examenvak- en deelresultaten, behaald vóór 1 september van het studiejaar waarover wordt gemeten, worden uitge­zon­derd.

 

d.   Per opleiding wordt per studiefase het verschil tussen eind- en beginstand berekend. Het resultaat van de optelling van de verschil­len over beide studiefasen wordt naar boven afgerond en is de berekende studievoortgang over het studiejaar bij die opleiding.

 

e.   Elk behaald vakresultaat valt in één van de volgende waarde­ringsklassen:

 

waarderingsklasse

wordt verkregen met:

levert op:

 

A: 'voldoende'

 

cijfer >= 6,0

 

het volledige aantal

studiepunten van het vak

 

B: 'bijna-voldoende'

 

5,0 =< cijfer < 6,0

 

de helft van het aantal

studiepunten van het vak

 

C: 'onvoldoende'

 

alle overige resultaten

 

geen studiepunten

 

Als datum van het verwerven van studiepunten voor een examenvak of -deelvak wordt genomen de eerste datum waarop een resultaat in de categorie A of B is behaald. Als er een A-resultaat is, vervallen de desbetreffende B- en C-resultaten. Als er een B-resultaat is, vervallen de desbetreffende C-resultaten. Valt het resultaat van een hertentamen binnen dezelfde waarderingsklasse, dan heeft dit geen effect op de studievoortgangsmeting.

 

f.    Bij de beoordeling van de studievoortgang tellen niet mee de studiepunten die zijn behaald als gevolg van vrijstellingen.

 

g.   Begin- en eindstanden worden berekend per studiefase (P of D). Een bereken­de studiestand is per studiefase de optelsom van een A-deel, gebaseerd op het totaal voor voldoende resul­taten behaalde studiepunten, en een B-deel, gebaseerd op het totaal voor bijna-voldoende resultaten behaalde studiepun­ten.

Voor het B-deel geldt als beperking dat dit per studiefase niet meer mag bedragen dan 15% van het A-deel.

 

 

Artikel 4. Flankerende regelingen

 

4.1.              Afwijkende beslissing

De examencommissie kan op verzoek van de student op één van de volgende gronden in bijzondere indivi­duele gevallen een afwij­kende beslis­sing nemen.

a.   De examencommissie stelt het resultaat van een studievoort­gangsme­ting met behulp van de onderwijs- en examen­regeling in de plaats van het resul­taat van de meting van de studie­voortgang met behulp van de tempo­meter. Er dient dan aan twee voorwaarden te zijn vol­daan:

1.   volgens de onderwijs- en examenregeling kunnen één-eenduidige begin- en eindstan­den in het desbetreffende studie­jaar worden berekend;

2.   volgens de meting met behulp van de onderwijs- en examenr­egeling ligt het aantal behaalde studiepunten in het desbetreffende studiejaar boven de norm, terwijl de bereke­ning met de tempometer onder de norm uitkomt.

b.   De examencommissie neemt een afwijkende beslissing in een situatie waarbij aan een student bij verschillende oplei­dingen verschillen­de aantal­len studiepunten zijn toegekend voor een en hetzelfde examenonderdeel. Door mid­del van een afwijkende beslissing kent de examencommissie het meerdere aan de student toe­.

c.   De examencommissie kan op gemotiveerde gronden afwijken van het resultaat van de berekening aan de hand van de tempo­me­ter.

 

4.2.              Tussenpeiling

Op verzoek van de student verricht de examencommissie aan het einde van een studiejaar een tussenpeiling voor grote examenonderdelen die zich uitstrek­ken over meer dan één stu­diejaar (met name afstudeer­scripties en stages). De examencommissie beoordeelt daarbij welk deel van de te verrich­ten studieprestatie door de student op dat moment is geleverd en geeft daaraan een vertaling in studiepunten.

 

Artikel 5. Bezwaar en Beroep

 

5.1.              College van Beroep voor de Examens

De student kan bij het College van Beroep voor de Examens be­roep aantekenen tegen de plaatsing van zijn/haar naam op de negatieve lijst. Dat dient te geschieden binnen vier weken na verzending ­van de brief van de TU Delft waarin de studievoortgang over het desbetreffende studie­jaar wordt meege­deeld, evenals - voorzover aan de orde - de plaatsing op de negatieve lijst. Deze brief wordt door het College van Bestuur aan de student verzonden in de tweede helft van de maand oktober van het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarover de meting plaats­vindt. Het be­roep­schrift moet worden geadresseerd aan: College van Be­stuur van de TU Delft, t.a.v. de secre­taris van het College van Beroep voor de Exame­ns, Julia­nalaan 134, 2628 BL Delft.

 

5.2.              Sector bestuursrecht van de Rechtbank

Indien de student van mening is niet (of onvoldoende) in het gelijk te zijn gesteld, dan kan deze vervolgens in beroep gaan bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank. Dat beroep moet de student instellen binnen zes weken, nadat de beslissing op het eerste beroep is bekend gemaakt.

 

5.3.              College van Beroep Stu­diefinan­cie­ring

Tegen de beschikking van de IBG waarbij de sanctie is toege­past, kan de student bezwaar aantekenen bij de IBG en vervolgens - indien nodig - ook beroep instel­len bij het College van Beroep Stu­diefinan­cie­ring, en na 1 januari 2001 bij de Rechtbank. In beide gevallen bedraagt de termijn voor het indie­nen van het bezwaar respectievelijk het beroep zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop de bestreden beslissing is bekend gemaakt.

 

Artikel 6. De toepassing van de sanctie

 

6.1.              Jaar van afstuderen

In het jaar van afstuderen van studenten op wie hfdst. 10 (tempobeurs) van toepassing is, wordt door de IBG geen sanctie toegepast, als door de student niet is voldaan aan de geldende studievoortgangsnorm. (art. 10.7 lid 6 WSF)

Om die reden worden de namen van de in het desbetref­fende studiejaar afgestu­deerden door de TU Delft niet op de negatieve lijst geplaatst.

 

6.2.              Bijzondere omstandigheden

Van eerstejaars prestatiebeurs-studenten die als direct gevolg van bijzondere omstandigheden niet aan de studie­voort­gangsnorm voldoen, wordt de over de eerste 12 maanden toegekende prestatiebeurs door de IBG omgezet in een gift.

Tempobeurs-studenten en ouderejaars prestatiebeurs-studenten kunnen een beroep doen op de Regeling Financiële Ondersteuning Studenten TU Delft , indien zij als direct gevolg van bijzondere omstandigheden niet aan de studie­voort­gangsnorm voldoen. Het effect van het opleg­gen van de sanctie door de IBG wordt daarbij door de uitke­ring teniet gedaan. Aanvragen kunnen onmid­dellijk na afloop van het studiejaar via de studie-adviseur bij het College van Bestuur worden ingediend. Aanvragen dienen in ieder geval te worden ingediend vóór 1 februari van het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarin niet is voldaan aan de studievoortgangsnorm. Op verzoek van de stu­dent kan het bedrag van de compensatie-uitkering door de TU Delft rechtstreeks naar de IBG worden overgemaakt. Voor het overige is de Regeling Financiële Onder­steuning Studenten TU Delft welke onderdeel vormt van het Studentenstatuut, voluit van toepassing.

 

Artikel 7. Gevallen waarin de regeling niet voorziet

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de examencommissie voorzover het de opleiding betreft. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en de te nemen beslissing ter zake het niveau van de opleiding(en) te boven gaat, beslist het College van Bestuur.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

De gewijzigde Regeling studievoortgangsmeting TU Delft treedt in werking vanaf 1 september 2000.

 

 

Bijlage bij de Regeling studievoortgangsmeting TU Delft studiejaar 2000/2001

 

1.       Verschil tempobeurs-prestatiebeurs

Met ingang van het studiejaar 2000/2001 is de Wet studiefinanciering 2000 van toepassing. De bepalingen van de tempobeurs en de ‘oude’ prestatiebeurs zijn daarin - deels gewijzigd - ondergebracht. Hoofdstuk 5 van de WSF 2000 betreft de prestatiebeurs; hoofdstuk 10 de tempobeurs.

 

 

Tempobeurs

 

Studenten die vóór september 1996 studiefinan­ciering in gemengde vorm hebben ontvan­gen wegens het volgen van een studie in het hoger onderwijs.

 

Hfdst. 10 WSF

 

Prestatiebeurs

 

Studenten die in september 1996 of later voor het eerst studiefinan­ciering in gemengde vorm heb­ben ontvangen wegens het volgen van een studie in het hoger onderwijs.

 

Hfdst. 5 WSF

 

2.       Studievoortgangsnorm

In beide regelingen (tempobeurs en prestatiebeurs) dient te worden voldaan aan een bepaalde studievoort­gangsnorm. Er is een verschil tussen beide regelingen wat betreft het toepassen van de studievoortgangsnorm.

 

 

Tempobeurs

 

De student dient  ieder studiejaar aan de studievoort­gangs­norm te voldoen. Deze norm bedraagt 21 studie­pun­ten. Schrijft de student zich per 1 februari (of later in het studiejaar) in 'als stu­dent', dan bedraagt de norm 14 studie­punten.

 

art. 10.6 lid 2 en

art. 10.7 lid 2 WSF

 

 

Prestatiebeurs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eerste 12 maanden

De student dient ­alleen in het eerste jaar waarin hij studiefinan­ciering ontvangt wegens het volgen van een studie in het hoger onder­wijs, 21 studiepun­ten te behalen.

Schrijft de student zich in het eerste jaar waarin hij studiefinanciering ontvangt wegens het volgen van een studie in het hoger onderwijs, per 1 februari (of later in het studiejaar) in 'als stu­dent', dan bedraagt de norm 14 studiepunten.

Indien de student in het eerste jaar waarin hij studeert in het hoger onderwijs, aan de studie­voortgangsnorm voldoet, worden de eerste 12 maanden prestatie-lening omgezet in beurs. Dit laatste geldt ook voor studerenden die slechts gedurende een gedeelte van het studiejaar studie­financiering genieten. In dat geval bestaat ook recht op omzetting van een deel van de prestatie-lening, toegekend tijdens het tweede studiejaar.

 

art. 5.12 lid 1 WSF

 

Prestatiebeurs

 

Dertiende en volgende maanden

Bij afstuderen aan de TU Delft uiterlijk binnen 10 jaren na de aan­vang van de eerste maand waarover de student stu­die­fi­nancie­ring genoot voor het volgen van hoger onderwijs, wordt de presta­tie-le­ning (inclusief de eerste 12 maanden ervan) omgezet in beurs. Voor de studiefinanciering over de eerste 12 maanden: zie punt 8 verderop. Voor eventuele verlenging van de diplomatermijn: zie punt 9 verderop.

 

art. 5.7 WSF

 

3.       Studiepunten

Bij de beoordeling van de studievoortgang van studenten op wie hfdst. 10 WSF (tempo­beurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, tellen alle studie­punten mee die zijn behaald aan voltijdse opleidingen in het hoger onderwijs als bedoeld in de artt. 2.8, 2.9 of 2.10 WSF waarvoor studiefinanciering wordt verleend (art. 10.6 lid 3 WSF, en art. 5.12 lid 2 WSF).

 

4.       Afwijkende beslissing

Een afwijkende beslissing, zoals beschreven in art. 3.1 onder a. is, met inachtneming van de overige voorwaarden, onder meer mogelijk in het geval van studenten die niet aan de voor hen geldende norm hebben voldaan, maar wel in het desbetreffende studiejaar een in de onderwijs- en examenr­eg­eling van de opleiding genoemd examen (Propedeuse, Doctoraal-1, Docto­raal-2) hebben behaald.

 

5.       Wettelijke verplichtingen TU Delft

De TU Delft dient vóór 1 november van het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarover de meting plaatsvindt, aan de IBG te melden welke studenten op wie hfdst. 10 WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, niet aan de voor hen geldende norm hebben voldaan (de zgn. ‘negatieve lijst’). (art. 9.5 lid 5 en art. 10.6 lid 5 WSF)

Eveneens vóór die datum dient de TU Delft de studenten op de hoogte te stellen van de in het voorafgaande stu­diejaar be­haal­de studie­voortgang, en van het al dan niet plaatsen van de naam van de student op de negatieve lijst (artt. 7.9a en 7.9b WHW en artt. 9.5 lid 6 en 10.6 lid 6 WSF).

De TU Delft is wettelijk verplicht alle ingeschre­venen op wie hfdst. 10  (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, op de hoogte te stellen van hun studie­voortgang. (art. 9.5 lid 4 WSF)

Op de ‘negatieve lijst’ worden daarentegen van de hiervóór bedoelde ingeschrevenen alleen de namen geplaatst van die ingeschre­venen die in enig deel van het desbetreffende studiejaar ‘als student’ ingeschreven zijn geweest aan de TU Delft.

  

6.       Sanctie

Wordt niet voldaan aan de studievoortgangsnorm, dan volgt een sanctie m.b.t. de studiefinan­ciering.

 

 

Tempobeurs

 

De voorwaardelijk als beurs toegekende studiefi­nanciering wordt om­gezet in rente­dragende lening.

 

art. 10.7 lid 3 WSF

 

Prestatiebeurs

 

De voor­waardelijk als rentedra­gende lening toe­gekende studiefinanciering - ook wel aange­duid met 'prestatie­lening' - wordt niet omgezet in beurs.

 

art. 5.13 WSF

 

7.       Geen sanctie

De sanctie geldt niet in de volgende gevallen:

 

 

Tempobeurs

 

Op een student die in het studiejaar waarover de meting plaatsvindt, voor het eerst is ingeschreven in het hoger onderwijs wordt de sanctie niet toe­gepast, indien hij vóór 1 februari van dat studiejaar de studiefinanciering stopzet en in de loop van datzelfde studiejaar niet opnieuw studiefi­nancie­ring voor een studie in het hoger onderwijs krijgt toegekend.

 

art. 10.7 lid 5 WSF

 

 

 

De sanctie is niet aan de orde in het studiejaar waarin de student afstudeert.

 

art. 10.7 lid 6 WSF

 

Prestatiebeurs

 

Op een student die in het studiejaar waarover de meting plaatsvindt, voor het eerst is ingeschreven in het hoger onderwijs wordt de sanctie niet toe­gepast, indien hij vóór 1 februari van dat studie­jaar de studie­financie­ring stopzet en in de loop van datzelfde studiejaar niet opnieuw studiefi­nancie­ring voor een studie in het hoger onderwijs krijgt toegekend.

 

art. 5.10 WSF

 

Op een student die in het eerste studiejaar waarvoor hij op enig moment studiefinanciering geniet voor het volgen van hoger onderwijs vóór 1 februari overstapt naar een door de minister aangewezen opleiding in binnen- of buitenland, waar het studiepuntenstelsel niet geldt, wordt de sanctie niet toegepast. De student wordt vervolgens alleen op het behalen van het afsluitend examen binnen 10 jaar afgerekend.

Een examen van een deeltijd-opleiding of van een opleiding aan de Open Universiteit wordt daarmee gelijkgesteld, voor zover deze examens door de WHW daarmee worden gelijkgesteld.

art. 5.11 WSF

 

 

 

 

 

 

art. 5.11 WSF (laatste volzin) en art. 5.7 lid 3 WSF

 

 

 

De sanctie is niet aan de orde voor studenten die binnen de gestelde termijn afstuderen (zie punt 2. bij 'Prestatiebeurs', onder 'Dertiende en volgende maanden').

 

art. 5.7 WSF

 

8.       Spaaroptie/herkansing

Voor beide regelingen (tempobeurs en prestatiebeurs) is er een spaaroptie.

 

 

Tempobeurs

(Spaaroptie)

 

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder studiepunten die in enig studiejaar zijn behaald, leiden tot herziening van een beschikking, inhoudende de onvoorwaardelijke vorm van de aan de student toegekende studiefinanciering op grond van art. 10.7.

[Deze algemene maatregel van bestuur is er nog niet ten tijde van het vaststellen van deze regeling.]

 

art. 10.6 lid 7 (tweede volzin)

 

Prestatiebeurs

(Herkansing)

 

Op een student die onder de prestatiebeurs-rege­ling valt, is bij afstuderen een spaaroptie van toepassing. Heeft de student in het eerste jaar van de prestatiebeurs niet voldaan aan de norm van 21 resp. 14 studiepunten, doch is hij - te rekenen vanaf de eerste maand waarin hij studiefinanciering genoot - binnen 10 jaar afgestudeerd, dan worden de eerste 12 maanden prestatielening alsnog omgezet in beurs.

 

art. 5.14 WSF

 

 

9.       Ouderejaars prestatiebeurs

De Regeling Studievoortgangsmeting TU Delft heeft alleen betrekking op studenten op wie hfdst. 10 WSF (tempo­beurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschreve­nen in het hoger onderwijs) van toepassing is.

Een ouderejaars ingeschrevene in het hoger onderwijs op wie de prestatiebeurs van toepassing is, dient, te rekenen vanaf de eerste maand waarover hij studiefinanciering genoot wegens het volgen van hoger onderwijs, het afsluitend examen te behalen binnen 10 jaar.

Als de student als gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat binnen 10 jaar het afsluitend examen te behalen, wordt de diplomatermijn van 10 jaar verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheden. (art. 5.16 lid 1)

Als de student als gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat ishet afsluitend examen te behalen, wordt de toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift. (art. 5.16 lid 2)

 

 

10.     Cohort 95

Studenten die na 31 augustus 1995 en vóór 1 september 1996 voor het eerst studiefinanciering ontvingen wegens het volgen van een vijfjarige TUD-opleiding, vallen onder een speciale regeling waarbij de studiefinanciering, voorwaar­delijk toegekend in het zesde studiefinancieringsjaar, gift wordt, indien het afsluitend examen binnen 8 jaar wordt behaald (te rekenen vanaf de eerste maand waarover studiefinanciering werd genoten in het hoger onderwijs) én over het zesde studiefinancieringsjaar ten minste 21 studiepunten werden behaald. Deze regeling geldt onder bepaalde voorwaarden tevens voor studenten die per of na 1 september 1995 zijn overgestapt vanuit een  niet-universitaire technische studie of vanuit een niet-technische universitaire studie  naar een vijfjarige TUD-opleiding.