Regeling
studievoortgangsmeting
TU Delft
studiejaar 2000/2001
Inhoudsopgave
Artikel 1 |
|
Artikel 2 |
|
Artikel 3 |
|
3.1 |
|
3.2 |
|
3.3 |
|
Artikel 4 |
|
4.1 |
|
4.2 |
|
Artikel 5 |
|
5.1 |
|
5.2 |
|
5.3 |
|
Artikel 6 |
|
6.1 |
|
6.2 |
|
Artikel 7 |
|
Artikel 8 |
|
Bijlage bij de Regeling studievoortgangsmeting TU Delft studiejaar 2000/2001 |
|
1 |
|
2 |
|
3 |
|
4 |
|
5 |
|
6 |
|
7 |
|
8 |
|
9 |
|
10 |
In deze regeling wordt verstaan
onder:
WHW |
Wet op het Hoger onderwijs en
Wetenschappelijk onderzoek |
|
WSF |
Wet Studiefinanciering 2000 |
|
Student |
Hij/zij die 'als student' is
ingeschreven aan de TU Delft |
|
Studiejaar |
Het tijdvak dat aanvangt op 1
september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar |
|
Gemengde studiefinanciering |
Studiefinanciering
overeenkomstig het bepaalde in de artt. 5.2 leden 1 en 2 WSF (prestatiebeurs)
en 10.3 leden 1 en 2 WSF (tempobeurs) |
|
IBG |
Informatie Beheer Groep |
|
Tempobeurs |
Het beursdeel van de
studiefinanciering als bedoeld in de artt. 10.7 en 10.8 WSF |
|
Prestatiebeurs |
De studiefinanciering als
bedoeld in de artt. 5.7, 5.8 en 5.12 WSF |
|
Sanctie |
Tempobeurs/ eerste 12 maanden van de
prestatiebeurs |
De sanctie als bedoeld in art.
10.6 lid 2 WSF (tempobeurs) resp. art. 5.12 lid 1 WSF (eerste 12 maanden van
de prestatiebeurs) (voorwaardelijk als beurs toegekende
studiefinanciering (tempobeurs) dan
wel voorwaardelijk toegekende rentedragende lening (prestatiebeurs)) wordt
definitief vastgesteld als rentedragende lening als gevolg van het niet
voldoen aan de studievoortgangsnorm krachtens de tempobeurs) |
|
Prestatiebeurs (13e
en volgende maanden) |
De sanctie als bedoeld in art.
5.7 WSF (13e en volgende
maanden) (voorwaardelijk als rentedragende lening toegekende studiefinanciering
wordt definitief niet toegekend als beurs, maar als onvoorwaardelijke
rentedragende lening als gevolg van het niet voldoen aan de
studievoortgangsnorm krachtens de prestatiebeurs) |
Studievoortgangsnorm |
De norm als bedoeld in art.
10.6 lid 2 (tempobeurs) resp. art. 5.12 lid 1 WSF (eerste 12 maanden van de
prestatiebeurs) |
|
Diplomatermijn |
De termijn als bedoeld in art.
5.5 WSF |
|
Negatieve lijst |
De verzameling ingeschreven
studenten, als bedoeld in de artt. 7.9a lid 2 en 7.9b lid 2 WHW (studenten
die de studievoortgangsnorm niet hebben behaald) |
|
Vrijstelling |
Vrijstellingen als bedoeld in
art. 7.13 lid 2 onderdeel r WHW |
|
Bijzondere omstandigheden |
De omstandigheden als bedoeld
in art. 7.51 lid 2 WHW |
|
Financiële ondersteuning |
De financiële ondersteuning
als bedoeld in art. 7.51 lid 1 van de WHW |
Artikel 2. Doel van de regeling
De regeling studievoortgangsmeting
heeft tot doel te voldoen aan de wettelijke verplichting om:
- over ieder studiejaar de studievoortgang te meten van de
ingeschreven studerenden aan alle opleidingen van de TU Delft op wie art.
10.6 lid 2 WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars
ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, en vóór 1 november
van het studiejaar daaropvolgend:
- de IBG in kennis te stellen van de gegevens van de studerenden
die niet aan de voor hen geldende studievoortgangsnorm hebben voldaan, en
- de studerenden wier naam door de TU Delft aan de IBG is
doorgegeven, daarvan mededeling te doen.
a. Voor het meten van de studievoortgang van de ingeschrevenen aan
alle opleidingen van de TU Delft op wie hfdstk. 10 WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs;
eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, wordt de
tempometer gehanteerd. De tempometer bestaat per opleiding uit een lijst van examenvakken (en deelvakken)
met bijbehorende aantallen studiepunten (in tienden) die mogen meetellen voor
de bepaling van de studievoortgang, en een stelsel
van rekenregels om per ingeschrevene de studievoortgang per studiejaar te
bepalen.
b. De lijst van examenvakken en deelvakken dient jaarlijks,
voorafgaand aan het studiejaar waarover de meting zal plaatsvinden, door de
faculteit te worden vastgesteld. De faculteit dient deze lijst en de daarbij te
hanteren rekenregels tijdig aan de ingeschrevenen bekend te maken.
c. Er worden voor de tempometer slechts twee examens onderscheiden:
het propedeutisch (P) en het afsluitend examen (D).
a. In de tempometer kunnen vakken worden opgenomen die volgens de
onderwijs- en examenregeling als 'extra vak' zijn toegestaan (Een dergelijk vak
is niet verplicht voor het examen en valt buiten het vakkenpakket waarmee kan
worden voldaan aan de nominale studielast van 42 studiepunten per
cursusjaar). Dit 'extra vak' kan ook een niet verplichte stage betreffen, in
welk geval de examencommissie bepaalt of en zo ja hoeveel studiepunten aan
deze activiteit worden toegekend.
b. Bij een examenvak kunnen in de tempometer één of meer deelvakken
worden opgenomen met de volgende gegevens: de deelcode, de naam van het
onderdeel, het aantal (hele en/of tienden van) studiepunten dat wordt toegekend
voor een voldoende resultaat.
c. Elk examenvak of deelvak mag maar eenmaal in de tempometer voorkomen.
Waar een examenvak/deelvak voor meer dan één examen (P, D) kan worden behaald,
wordt dit genoteerd voor het eerste examen (P).
d. Per examenvak worden in de tempometer de volgende gegevens
opgenomen: het examen waarvoor het vak meetelt, de vakcode, de naam, het aantal
studiepunten dat wordt toegekend voor een voldoende vakresultaat.
e. In de tempometer kan bij een examenvak worden aangegeven welke
andere vakcodes als equivalent gelden. Door het aangeven van equivalentie
tussen examenvakken kan worden voorkomen dat bij een student die (nagenoeg)
dezelfde leerstof onder verschillende vakcodes heeft behaald, de resultaten
meer dan één keer worden geteld.
f. Alle vakken waarvoor individuele studenten in het studiejaar
toestemming van de examencommissie krijgen om ze in het vakkenpakket op te
nemen, worden terstond aan de tempometer toegevoegd.
Examenonderdelen die door
studenten in het kader van een uitwisselingsprogramma aan een buitenlandse
instelling worden afgelegd, worden daarvan uitgesloten. De examencommissie
bepaalt in dit laatste geval met hoeveel studiepunten de studievoortgang aan de
buitenlandse instelling wordt gewaardeerd.
a. Voor alle opleidingen gelden dezelfde rekenregels. In de
tempometer zijn geen opleidingsafhankelijke regels voor de berekening van de
studiestand opgenomen.
b. Voor de datering van met goed gevolg afgelegde examenonderdelen
dient steeds de datum te worden aangehouden waarop de student de desbetreffende
activiteit heeft afgerond resp. het resultaat van de activiteit ter
beoordeling heeft aangeboden; niet de datum waarop de docent de activiteit
beoordeelt of de datum waarop de docent het resultaat van de beoordeling aan
de onderwijsadministratie doorgeeft.
c. De studievoortgang wordt gemeten over een peilperiode van een
studiejaar. Er wordt per studiefase (zie sub f.) een beginstand per
1 september (eerste dag van het studiejaar) en een eindstand per
31 augustus (laatste dag van het studiejaar) bepaald. De toename van de
studiestand vormt de basis voor de aan de student mede te delen studievoortgang
en voor de eventuele plaatsing op de negatieve lijst.
Voor het bepalen van de begin-
en eindstand tellen alle vak- en deelresultaten mee die vóór de beginstand
resp. eindstand, doch na 31 augustus 1993 zijn behaald, met de restrictie
dat in de berekening van de begin- en de eindstand de met bijna-voldoendes
afgesloten examenvak- en deelresultaten, behaald vóór 1 september van het
studiejaar waarover wordt gemeten, worden uitgezonderd.
d. Per opleiding wordt per studiefase het verschil tussen eind- en
beginstand berekend. Het resultaat van de optelling van de verschillen over
beide studiefasen wordt naar boven afgerond en is de berekende studievoortgang
over het studiejaar bij die opleiding.
e. Elk behaald vakresultaat valt in één van de volgende waarderingsklassen:
waarderingsklasse |
wordt verkregen met: |
levert op: |
A: 'voldoende' |
cijfer >= 6,0 |
het volledige aantal studiepunten van het vak |
B: 'bijna-voldoende' |
5,0 =< cijfer < 6,0 |
de helft van het aantal studiepunten van het vak |
C: 'onvoldoende' |
alle overige resultaten |
geen studiepunten |
Als datum van het verwerven van
studiepunten voor een examenvak of -deelvak wordt genomen de eerste datum
waarop een resultaat in de categorie A of B is behaald. Als er een A-resultaat
is, vervallen de desbetreffende B- en C-resultaten. Als er een B-resultaat is,
vervallen de desbetreffende C-resultaten. Valt het resultaat van een
hertentamen binnen dezelfde waarderingsklasse, dan heeft dit geen effect op de
studievoortgangsmeting.
f. Bij de beoordeling van de studievoortgang tellen niet mee de
studiepunten die zijn behaald als gevolg van vrijstellingen.
g. Begin- en eindstanden worden berekend per studiefase (P of D). Een
berekende studiestand is per studiefase de optelsom van een A-deel, gebaseerd
op het totaal voor voldoende resultaten behaalde studiepunten, en een B-deel,
gebaseerd op het totaal voor bijna-voldoende resultaten behaalde studiepunten.
Voor het B-deel geldt als
beperking dat dit per studiefase niet meer mag bedragen dan 15% van het A-deel.
Artikel 4. Flankerende regelingen
De examencommissie kan op
verzoek van de student op één van de volgende gronden in bijzondere individuele
gevallen een afwijkende beslissing nemen.
a. De examencommissie stelt het resultaat van een studievoortgangsmeting
met behulp van de onderwijs- en examenregeling in de plaats van het resultaat
van de meting van de studievoortgang met behulp van de tempometer. Er dient
dan aan twee voorwaarden te zijn voldaan:
1. volgens de onderwijs- en examenregeling kunnen één-eenduidige
begin- en eindstanden in het desbetreffende studiejaar worden berekend;
2. volgens de meting met behulp van de onderwijs- en examenregeling
ligt het aantal behaalde studiepunten in het desbetreffende studiejaar boven de
norm, terwijl de berekening met de tempometer onder de norm uitkomt.
b. De examencommissie neemt een afwijkende beslissing in een situatie
waarbij aan een student bij verschillende opleidingen verschillende aantallen
studiepunten zijn toegekend voor een en hetzelfde examenonderdeel. Door middel
van een afwijkende beslissing kent de examencommissie het meerdere aan de
student toe.
c. De examencommissie kan op gemotiveerde gronden afwijken van het
resultaat van de berekening aan de hand van de tempometer.
Op verzoek van de student verricht de examencommissie aan het einde van een studiejaar een tussenpeiling voor grote examenonderdelen die zich uitstrekken over meer dan één studiejaar (met name afstudeerscripties en stages). De examencommissie beoordeelt daarbij welk deel van de te verrichten studieprestatie door de student op dat moment is geleverd en geeft daaraan een vertaling in studiepunten.
5.1. College van Beroep
voor de Examens
De student kan bij het College
van Beroep voor de Examens beroep aantekenen tegen de plaatsing van zijn/haar
naam op de negatieve lijst. Dat dient te geschieden binnen vier weken na
verzending van de brief van de TU Delft waarin de studievoortgang over het
desbetreffende studiejaar wordt meegedeeld, evenals - voorzover aan de orde -
de plaatsing op de negatieve lijst. Deze brief wordt door het College van
Bestuur aan de student verzonden in de tweede helft van de maand oktober van
het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarover de meting plaatsvindt. Het
beroepschrift moet worden geadresseerd aan: College van Bestuur van de TU
Delft, t.a.v. de secretaris van het College van Beroep voor de Examens, Julianalaan
134, 2628 BL Delft.
5.2. Sector bestuursrecht
van de Rechtbank
Indien de student van mening is
niet (of onvoldoende) in het gelijk te zijn gesteld, dan kan deze vervolgens in
beroep gaan bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank. Dat beroep moet de
student instellen binnen zes weken, nadat de beslissing op het eerste beroep is
bekend gemaakt.
5.3. College van Beroep
Studiefinanciering
Tegen de beschikking van de IBG
waarbij de sanctie is toegepast, kan de student bezwaar aantekenen bij de IBG
en vervolgens - indien nodig - ook beroep instellen bij het College van Beroep
Studiefinanciering, en na 1 januari 2001 bij de Rechtbank. In beide gevallen
bedraagt de termijn voor het indienen van het bezwaar respectievelijk het
beroep zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop de bestreden beslissing is
bekend gemaakt.
Artikel 6. De toepassing van de sanctie
In het jaar van afstuderen van
studenten op wie hfdst. 10 (tempobeurs) van toepassing is, wordt door de IBG
geen sanctie toegepast, als door de student niet is voldaan aan de geldende
studievoortgangsnorm. (art. 10.7 lid 6 WSF)
Om die reden worden de namen van
de in het desbetreffende studiejaar afgestudeerden door de TU Delft niet op
de negatieve lijst geplaatst.
6.2. Bijzondere
omstandigheden
Van eerstejaars
prestatiebeurs-studenten die als direct gevolg van bijzondere omstandigheden
niet aan de studievoortgangsnorm voldoen, wordt de over de eerste 12 maanden
toegekende prestatiebeurs door de IBG omgezet in een gift.
Tempobeurs-studenten en
ouderejaars prestatiebeurs-studenten kunnen een beroep doen op de Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
TU Delft , indien zij als direct gevolg van bijzondere omstandigheden niet
aan de studievoortgangsnorm voldoen. Het effect van het opleggen van de
sanctie door de IBG wordt daarbij door de uitkering teniet gedaan. Aanvragen
kunnen onmiddellijk na afloop van het studiejaar via de studie-adviseur bij
het College van Bestuur worden ingediend. Aanvragen dienen in ieder geval te
worden ingediend vóór 1 februari van het studiejaar dat volgt op het
studiejaar waarin niet is voldaan aan de studievoortgangsnorm. Op verzoek van
de student kan het bedrag van de compensatie-uitkering door de TU Delft
rechtstreeks naar de IBG worden overgemaakt. Voor het overige is de Regeling Financiële Ondersteuning Studenten
TU Delft welke onderdeel vormt van het Studentenstatuut, voluit van
toepassing.
Artikel 7. Gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen waarin deze regeling
niet voorziet, beslist de examencommissie voorzover het de opleiding betreft.
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet en de te nemen beslissing ter
zake het niveau van de opleiding(en) te boven gaat, beslist het College van
Bestuur.
De gewijzigde Regeling studievoortgangsmeting TU Delft treedt in werking vanaf 1 september 2000.
Bijlage bij de Regeling
studievoortgangsmeting TU Delft studiejaar 2000/2001
1. Verschil
tempobeurs-prestatiebeurs
Met ingang van het studiejaar
2000/2001 is de Wet studiefinanciering 2000 van toepassing. De bepalingen van
de tempobeurs en de ‘oude’ prestatiebeurs zijn daarin - deels gewijzigd -
ondergebracht. Hoofdstuk 5 van de WSF 2000 betreft de prestatiebeurs; hoofdstuk
10 de tempobeurs.
Tempobeurs |
Studenten die vóór september
1996 studiefinanciering in gemengde vorm hebben ontvangen wegens het volgen
van een studie in het hoger onderwijs. |
Hfdst. 10 WSF |
Prestatiebeurs |
Studenten die in september
1996 of later voor het eerst studiefinanciering in gemengde vorm hebben
ontvangen wegens het volgen van een studie in het hoger onderwijs. |
Hfdst. 5 WSF |
In beide regelingen (tempobeurs
en prestatiebeurs) dient te worden voldaan aan een bepaalde studievoortgangsnorm.
Er is een verschil tussen beide regelingen wat betreft het toepassen van
de studievoortgangsnorm.
Tempobeurs |
De student dient ieder studiejaar aan de studievoortgangsnorm
te voldoen. Deze norm bedraagt 21 studiepunten. Schrijft de student
zich per 1 februari (of later in het studiejaar) in 'als student', dan
bedraagt de norm 14 studiepunten. |
art. 10.6 lid 2 en art. 10.7 lid 2 WSF |
Prestatiebeurs |
Eerste 12 maanden De student dient alleen in
het eerste jaar waarin hij studiefinanciering ontvangt wegens het volgen van
een studie in het hoger onderwijs, 21 studiepunten te behalen. Schrijft de student zich in
het eerste jaar waarin hij studiefinanciering ontvangt wegens het volgen van
een studie in het hoger onderwijs, per 1 februari (of later in het
studiejaar) in 'als student', dan bedraagt de norm 14 studiepunten. Indien de student in het
eerste jaar waarin hij studeert in het hoger onderwijs, aan de studievoortgangsnorm
voldoet, worden de eerste 12 maanden prestatie-lening omgezet in beurs.
Dit laatste geldt ook voor studerenden die slechts gedurende een gedeelte van
het studiejaar studiefinanciering genieten. In dat geval bestaat ook recht
op omzetting van een deel van de prestatie-lening, toegekend tijdens het
tweede studiejaar. |
art. 5.12
lid 1 WSF |
Prestatiebeurs |
Dertiende en volgende maanden Bij afstuderen aan de TU Delft
uiterlijk binnen 10 jaren na de aanvang van de eerste maand waarover de
student studiefinanciering genoot voor het volgen van hoger onderwijs,
wordt de prestatie-lening (inclusief de eerste 12 maanden ervan) omgezet in
beurs. Voor de studiefinanciering over de eerste 12 maanden: zie punt 8
verderop. Voor eventuele verlenging van de diplomatermijn: zie punt 9
verderop. |
art. 5.7 WSF |
Bij de beoordeling van de
studievoortgang van studenten op wie hfdst. 10 WSF (tempobeurs) dan wel art.
5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs)
van toepassing is, tellen alle studiepunten mee die zijn behaald aan voltijdse
opleidingen in het hoger onderwijs als bedoeld in de artt. 2.8, 2.9 of 2.10 WSF
waarvoor studiefinanciering wordt verleend (art. 10.6 lid 3 WSF, en art. 5.12
lid 2 WSF).
Een afwijkende beslissing, zoals
beschreven in art. 3.1 onder a. is, met inachtneming van de overige
voorwaarden, onder meer mogelijk in het geval van studenten die niet aan de
voor hen geldende norm hebben voldaan, maar wel in het desbetreffende studiejaar
een in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding genoemd examen
(Propedeuse, Doctoraal-1, Doctoraal-2) hebben behaald.
5. Wettelijke verplichtingen TU
Delft
De TU Delft dient vóór
1 november van het studiejaar dat volgt op het studiejaar waarover de
meting plaatsvindt, aan de IBG te melden welke studenten op wie hfdst. 10 WSF
(tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars ingeschrevenen
in het hoger onderwijs) van toepassing is, niet aan de voor hen geldende norm
hebben voldaan (de zgn. ‘negatieve lijst’). (art. 9.5 lid 5 en art. 10.6 lid 5
WSF)
Eveneens vóór die datum dient de
TU Delft de studenten op de hoogte te stellen van de in het voorafgaande
studiejaar behaalde studievoortgang, en van het al dan niet plaatsen van de
naam van de student op de negatieve lijst (artt. 7.9a en 7.9b WHW en artt. 9.5
lid 6 en 10.6 lid 6 WSF).
De TU Delft is wettelijk
verplicht alle ingeschrevenen op wie hfdst. 10 (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs;
eerstejaars ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is, op de
hoogte te stellen van hun studievoortgang. (art. 9.5 lid 4 WSF)
Op de ‘negatieve lijst’ worden
daarentegen van de hiervóór bedoelde ingeschrevenen alleen de namen geplaatst
van die ingeschrevenen die in enig deel van het desbetreffende studiejaar ‘als
student’ ingeschreven zijn geweest aan de TU Delft.
Wordt niet voldaan aan de
studievoortgangsnorm, dan volgt een sanctie m.b.t. de studiefinanciering.
Tempobeurs |
De voorwaardelijk als beurs
toegekende studiefinanciering wordt omgezet in rentedragende lening. |
art. 10.7 lid 3
WSF |
Prestatiebeurs |
De voorwaardelijk als
rentedragende lening toegekende studiefinanciering - ook wel aangeduid
met 'prestatielening' - wordt niet omgezet in beurs. |
art. 5.13 WSF |
De sanctie geldt niet in de
volgende gevallen:
Tempobeurs |
Op een student die in het
studiejaar waarover de meting plaatsvindt, voor het eerst is ingeschreven in
het hoger onderwijs wordt de sanctie niet toegepast, indien hij vóór 1
februari van dat studiejaar de studiefinanciering stopzet en in de loop
van datzelfde studiejaar niet opnieuw studiefinanciering voor een studie in
het hoger onderwijs krijgt toegekend. |
art. 10.7 lid 5
WSF |
|
De sanctie is niet aan de orde
in het studiejaar waarin de student afstudeert. |
art. 10.7 lid 6
WSF |
Prestatiebeurs |
Op een student die in het
studiejaar waarover de meting plaatsvindt, voor het eerst is ingeschreven in
het hoger onderwijs wordt de sanctie niet toegepast, indien hij vóór 1
februari van dat studiejaar de studiefinanciering stopzet en in de loop
van datzelfde studiejaar niet opnieuw studiefinanciering voor een studie in
het hoger onderwijs krijgt toegekend. |
art. 5.10 WSF |
|
Op een student die in het
eerste studiejaar waarvoor hij op enig moment studiefinanciering geniet voor
het volgen van hoger onderwijs vóór 1 februari overstapt naar een door de
minister aangewezen opleiding in binnen- of buitenland, waar het studiepuntenstelsel
niet geldt, wordt de sanctie niet toegepast. De student wordt vervolgens
alleen op het behalen van het afsluitend examen binnen 10 jaar afgerekend. Een examen van een
deeltijd-opleiding of van een opleiding aan de Open Universiteit wordt
daarmee gelijkgesteld, voor zover deze examens door de WHW daarmee worden
gelijkgesteld. |
art. 5.11 WSF art. 5.11 WSF (laatste volzin)
en art. 5.7 lid 3 WSF |
|
De sanctie is niet aan de orde
voor studenten die binnen de gestelde termijn afstuderen (zie punt 2. bij
'Prestatiebeurs', onder 'Dertiende en volgende maanden'). |
art. 5.7 WSF |
Voor beide regelingen
(tempobeurs en prestatiebeurs) is er een spaaroptie.
Tempobeurs (Spaaroptie) |
Bij algemene maatregel van
bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorwaarden
waaronder studiepunten die in enig studiejaar zijn behaald, leiden tot
herziening van een beschikking, inhoudende de onvoorwaardelijke vorm van de
aan de student toegekende studiefinanciering op grond van art. 10.7. [Deze algemene maatregel van
bestuur is er nog niet ten tijde van het vaststellen van deze regeling.] |
art. 10.6 lid 7 (tweede
volzin) |
Prestatiebeurs (Herkansing) |
Op een student die onder de
prestatiebeurs-regeling valt, is bij afstuderen een spaaroptie van
toepassing. Heeft de student in het eerste jaar van de prestatiebeurs niet
voldaan aan de norm van 21 resp. 14 studiepunten, doch is hij - te
rekenen vanaf de eerste maand waarin hij studiefinanciering genoot - binnen
10 jaar afgestudeerd, dan worden de eerste 12 maanden prestatielening
alsnog omgezet in beurs. |
art. 5.14 WSF |
De Regeling
Studievoortgangsmeting TU Delft heeft alleen betrekking op studenten op wie
hfdst. 10 WSF (tempobeurs) dan wel art. 5.12 WSF (prestatiebeurs; eerstejaars
ingeschrevenen in het hoger onderwijs) van toepassing is.
Een ouderejaars ingeschrevene in
het hoger onderwijs op wie de prestatiebeurs van toepassing is, dient, te
rekenen vanaf de eerste maand waarover hij studiefinanciering genoot wegens het
volgen van hoger onderwijs, het afsluitend examen te behalen binnen 10 jaar.
Als de student als gevolg van
bijzondere omstandigheden van tijdelijke
aard niet in staat binnen 10 jaar het afsluitend examen te behalen, wordt de
diplomatermijn van 10 jaar verlengd met de duur van die bijzondere
omstandigheden. (art. 5.16 lid 1)
Als de student als gevolg van
bijzondere omstandigheden van structurele
aard niet in staat ishet afsluitend examen te behalen, wordt de toegekende
prestatiebeurs omgezet in een gift. (art. 5.16 lid 2)
Studenten die na 31 augustus
1995 en vóór 1 september 1996 voor het eerst studiefinanciering ontvingen
wegens het volgen van een vijfjarige TUD-opleiding, vallen onder een speciale
regeling waarbij de studiefinanciering, voorwaardelijk toegekend in het zesde
studiefinancieringsjaar, gift wordt, indien het afsluitend examen binnen 8 jaar
wordt behaald (te rekenen vanaf de eerste maand waarover studiefinanciering
werd genoten in het hoger onderwijs) én over het zesde studiefinancieringsjaar
ten minste 21 studiepunten werden behaald. Deze regeling geldt onder bepaalde
voorwaarden tevens voor studenten die per of na 1 september 1995 zijn
overgestapt vanuit een
niet-universitaire technische studie of vanuit een niet-technische
universitaire studie naar een
vijfjarige TUD-opleiding.