DE INGENIEUR IN HET VAKGEBIED WERKTUIGBOUWKUNDE |
Een universitair gevormde Werktuigkundig ingenieur is door zijn/haar fundamentele vorming en opleiding in staat wetenschappelijke methoden en inzichten toe te passen bij het oplossen van technische problemen binnen het werktuigkundige vakgebied, waarbij analyse, synthese en evaluatie belangrijke factoren zijn. Hij/zij is in staat persoonlijk verantwoordelijkheid te dragen bij het ontwikkelen, het toepassen en het overdragen van technische wetenschap en kennis, in het bijzonder bij onderzoek, conceptie, ontwerp, konstruktie, toezicht, direktie en bij het HBO- en VWO-onderwijs.
Het vakgebied der Werktuigbouwkunde bestrijkt het gehele gebied van de technische wetenschappen waar werktuigen (als verzamelnaam van gereedschappen, machines, apparaten, instrumenten en installaties) en werktuigsystemen met hun hulpconstructies een rol spelen.
Het vakgebied is in de subfaculteit ingedeeld in applicatiegebieden en fundamentele vakgebieden waarin onderzoek wordt verricht en vanwaaruit onderwijs wordt gegeven. Deze applicatie en fundamentele gebieden bieden afstudeermogelijkheden voor studenten. Om een goede studie te realiseren dienen zowel de grondslagen als een aantal applicatiegebieden in de basisstudie geïntegreerd hun plaats te krijgen. De basisstudie is het voor alle studenten gemeenschappelijke deel van de opleiding. Veel onderzoekgebieden van de Werktuigbouwkunde kunnen in Delft worden bewerkt. Dit hangt mede samen met de profilering die met de zusterinstellingen is afgesproken.
Na de basisstudie vindt het afstuderen plaats. Teneinde een toepassingsgebied met voldoende diepgang te kunnen bewerken, is een aantal specialistische vakken behorende tot dat gebied in de afstudeerfase opgenomen.
Het afstuderen is een begeleide oefening in het uitoefenen van het ingenieursberoep. Daarmee wordt bereikt dat een afgestudeerde snel inzetbaar is in functies in het verlengde van het afstudeergebied. Een afgestudeerde is na een half tot een jaar inzetbaar op een van de andere afstudeergebieden. Er wordt vanuit gegaan dat de afgestudeerde zich zelfstandig de daarvoor vereiste kennis en vaardigheden kan eigen maken.
Afhankelijk van persoonlijke voorkeuren en wensen alsmede het afstudeergebied profileert de afgestudeerde zich meer als onderzoeker, productontwikkelaar/ontwerper of als bedrijfskundige. De keuzemogelijkheden binnen de afstudeerfase bieden zodoende iedere afstudeerder de gelegenheid zijn/haar sterke kanten te ontwikkelen. De opleiding verkiest een dergelijke individuele profilering boven een profilering in het programma door het aanbieden van verschillende stromen.
Tijdens het afstuderen ligt de nadruk op het
constructieve aspect in zijn meest ruime betekenis. In enkele deelgebieden is het mogelijk
de nadruk te leggen op andere aspecten zoals Technische Marketing, Mechatronica,
Milieutechnologie. In het kader van de studie spreken we dan over varianten.
Het onderwijsprogramma |
De hiervoor beschreven uitgangspunten karakteriseren de opleiding. Hieruit en uit de beschrijving van het vakgebied zijn de globale doelstellingen van de opleiding bepaald. De onderwerpen van het studieprogramma worden afgeleid door detaillering van de globale doelstellingen. Diepgang en zwaarte van de afzonderlijke onderwerpen zijn bepaald door hun samenhang en de eis dat het programma een evenwichtig geheel dient te zijn en een uitdaging voor de student. Herkenbaarheid en studeerbaarheid vereisen dat het programma aansluit op het VWO en duidelijke ingangsniveau's kent voor studenten met een afwijkende vooropleiding. De vorm en de organisatie van het onderwijs dient de zelfwerkzaamheid en de zelfstandigheid van de student te bevorderen. Het eerste jaar is selecterend wat betreft niveau, oriënterend wat betreft het vakgebied en voert de student van een systeem van begeleid leren tot zelfstandig studeren.
Kenmerken |
De universitaire opleiding voor Werktuigkundig ingenieur wordt gekenmerkt door:
hoog abstractieniveau, noodzakelijk voor het verrichten van innoverende werkzaamheden; | |
het gebruik van wetenschappelijke methoden en technieken; | |
een leeromgeving waar kennis wordt gemaakt met en zo mogelijk geparticipeerd in innovatie (zowel op het gebied van ontwerpen, produceren, als gebruiken) en grensverleggend onderzoek; | |
maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel; | |
toepassingsgerichtheid, waarbij de nadruk ligt zowel op de conceptuele fase van het ontwerp als op het multidisciplinaire maatschappelijke probleem. |
Doelstellingen van de opleiding Werktuigbouwkunde |
Aan het einde van de doctorale fase dient de student:
Zelfstandig en in teamverband door analyse en synthese innoverende aktiviteiten te kunnen verrichten op een deelgebied van de Werktuigbouwkunde; | |
Inzicht te hebben verworven in de maatschappelijke gevolgen van zijn/haar handelingen en in staat te zijn persoonlijk verantwoordelijkheid te dragen voor de resultaten van zijn/haar werk; | |
Over de vereiste attitude te beschikken om het voorgaande operationeel te krijgen. |
Vertaling van de doelstellingen in eindtermen |
ad a Het onderkennen van problemen binnen de Werktuigbouwkunde zowel van nieuwe ontwikkelingen als van bestaande zaken die wijziging of optimalisatie behoeven; Het kunnen formuleren en analyseren van een probleem, dit probleem tot een model kunnen transformeren en het probleem kwalitatief en/of kwantitatief kunnen beschrijven, analyseren en het gedrag voorspellen met behulp van de wis- en natuurkunde. Het systematisch en methodisch kunnen zoeken naar oplossingen, de meest geschikte kunnen kiezen op grond van de relevante informatie. Het gedrag van het gekozen systeem op basis van de modelvorming kunnen beschrijven. Het vertalen van de oplossing in een ontwerp etc. | |
ad b Het onderkennen van de relaties tussen techniek en samenleving en van de maatschappelijke relevantie van technische problemen; Het onderkennen van verschillen tussen natuurwetenschappelijk gefundeerde wetten en wetmatigheden waarbij de mens als individu of als groep is betrokken. | |
ad c Gevoel voor de grenzen van eigen kennis en vaardigheden op gebieden van juridische, economische, sociale, ethische en morele aard alsmede op het gebied van andere technische wetenschappen; Overtuigdheid van de noodzaak om deskundigen te raadplegen; Begrip voor het iteratieve karakter van vele processen en in staat zijn tot het werken met onvolledige informatie; Gericht zijn op de ontwikkeling van om zijn/haar creatieve vermogens. |
Vertaling van de eindtermen in onderwerpen voor het onderwijsprogramma |
Dit betreft het hebben van kennis van, vaardigheden bij het toepassen en uitvoeren van:
Toelichting op de overzichten |
Op de volgende bladzijde is de opleiding schematisch weergegeven. In de rechthoeken die de verschillende cursusjaren representeren zijn van het voor alle studenten gemeenschappelijke deel van het programma, de eerste tweeeneenhalf jaar, de examenonderdelen (vakken, practica en projecten) met de omvang in studiepunten opgenomen. Daarna volgt de afstudeerfase van tweeeneenhalf jaar bij één van de hoofdvakken. In de rechthoeken die de afstudeerfase weergeven zijn achtereenvolgens een korte beschrijving, de regels of vormeisen waaraan het afstudeerprogramma moet voldoen en een opsomming van de hoofdvakken opgenomen.
In de bladzijden volgend op het schema vindt U allereerst de voor alle studenten gemeenschappelijke jaren verder uitgewerkt. Het eerste jaar, de propedeuse wordt afgesloten met het officiële, in de wet opgenomen, propedeutisch examen. Het tweede officiële examen is het doctoraal of ingenieurs examen aan het eind van het vijfde jaar. De subfaculteit heeft tussen het propedeutisch en het doctoraal examen een examen tussengevoegd en wel halverwege het derde jaar. Met dit examen wordt het voor alle studenten gemeenschappelijke deel van het programma afgesloten. Dit examen, het D1-examen, geeft toegang tot de daaropvolgende fase, de hoofdvakstudie.
De inhoud van de hoofdvakstudie is afhankelijk van het gekozen hoofdvak. Elk hoofdvak presenteert zich in dit hoofdstuk met een korte omschrijving en een lijst van verplichte en keuzevakken. Aan de hand van deze lijst wordt voor de student een programma van vakken en opdrachten overeengekomen. Onderling zullen deze afstudeerprogramma's verschillen vanwege de beoogde afstudeeropdracht in het vijfde jaar en de interesse van student en docent voor bepaalde technische en maatschappelijke aspecten die bij de opdracht aan de orde kunnen komen.
Bij verschillende hoofdvakken kan de nadruk worden gelegd op Mechatronica, een integratiegebied van werktuigbouwkunde en electrotechniek, en op Technische Marketing. In het laatste geval is sprake van een variant in het studieprogramma waarvoor aanvullende regels of vormeisen zijn gesteld.
Het kan voorkomen dat de belangstelling onder studenten voor een bepaald hoofdvak groter is dan de begeleidingscapaciteit ter plaatse. WbMT streeft er echter zoveel mogelijk naar de voorkeur van de student te kunnen honoreren. Op het hoofdvakkeuze formulier, verkrijgbaar bij de Onderwijsadministratie, is de daartoe relevante informatie opgenomen.
Alle in dit hoofdstuk opgenomen examenonderdelen worden in een volgend hoofdstuk uitgebreid beschreven. Eventuele ingangseisen voor vakken zijn in de Onderwijs en Examenregeling opgenomen en bij de beschrijving van het vak.